Divus Julius – samenvatting


Kort overzicht in het Nederlands.

forum


terug naar Texte
***

© Francesco Carotta, 1988–2001. Nederlandse vertaling Tommie Hendriks, 2001. Het verspreiden van deze teksten is gratis, behalve voor commerciële doeleinden.


SAMENVATTING

VOOR WIE GEEN DUITS KENT:

(Deze korte samenvatting van de originele Duitse tekst kan tevens fungeren als een inhoudsopgave van een uitgebreidere samenvatting in hyperlinks, die hoofdstuksgewijs (eerst in het Duits) zal worden samengesteld.
Houd u op de hoogte!)

De vraagstelling luidt:

IS JEZUS DIVUS JULIUS?
(IS JEZUS DE HISTORISCHE DIVUS JULIUS, DE VERGODDELIJKTE CAESAR?)

Kernpunten van de bewijsvoering:

A) ONS BEELD VAN CAESAR BEANTWOORDT NIET AAN ZIJN ICONOGRAFIE.

Wij stellen ons Caesar voor als een veldheer en een dictator. Daarentegen wordt in authentieke voorstellingen (standbeelden en munten) de milde kant van zijn persoonlijkheid, de clementia Caesaris, benadrukt. Vooral zijn borstbeeld in het museum Torlonia lijkt sprekend op Jezus. Zelfs de lauwerkrans op zijn hoofd – meestal was dat het eikenloof van de Soter, de Redder – komt in vorm en betekenis overeen met de doornenkroon van de Verlosser.

B) DE LEVENSLOOP VAN JEZUS VERTOONT OPMERKELIJKE GELIJKENIS MET DIE VAN CAESAR.
Beiden beginnen hun carrière in het noorden: Caesar in Gallië, Jezus in Galilea; beiden moeten een betekenisvolle rivier oversteken: de Rubicon en de Jordaan; beiden trekken dan een stad binnen: Corfinium en Kafarnaüm; Caesar treft Corfinium aan bezet door een aanhanger van Pompeius, Jezus ontmoet in Kafarnaüm iemand die door een onreine geest is bezeten. De parallellen worden duidelijk, zowel in structuur als in de namen: Gallië > Galilea; Corfinium > Kafarnaüm; bezet > bezeten (in het Latijn beide obsessus). Bij verder onderzoek blijven deze parallellen zich voordoen (telkens als er sprake is van een bezetting of belegering bij de een vindt men een bezetene bij de ander).

[Nederlandse vertaling van «War Jesus Caesar?», p.33–37]

C) DE PERSONAGES UIT HET LEVEN VAN CAESAR, EN HUN TEGENHANGERS UIT DAT VAN JEZUS, KOMEN IN NAAM EN KENMERKEN MET ELKAAR OVEREEN – HETZELFDE GELDT VOOR DE LOCATIES:

Caesar > Jezus
Pompeius > Johannes (de Doper)
Antonius > Simon
Lepidus > Petrus
(Decimus) Junius (Brutus) > Judas
(Marcus Junius) Brutus > Barabbas
Octavianus (Augustus) > Johannes (de Apostel)
Nicomedes > Nikodemus
Cleopatra > (Maria) Magdalena
Julia (weduwe van Marius) > Maria
de senaat > het sanhedrin
Gallië > Galilea
Corfinium > Kafarnaüm
Rome > Jeruzalem
etc.

Personen en locaties spelen in beide levens een zelfde rol:
Pompeius
is de politieke peetvader van Caesar en later diens concurrent – hetzelfde geldt voor Johannes de Doper en Jezus;

Antonius en Lepidus worden Caesars opvolgers, de eerste als flamen, de hogepriester van de eredienst voor Divus Julius, de tweede als pontifex maximus – een zelfde functie in relatie tot Jezus vervullen Simon en Petrus (zij smelten soms samen tot één enkele persoon: Simon Petrus);
Decimus Junius Brutus verraadt Caesar – zoals Judas Jezus;

De andere Brutus is Caesars moordenaar – ook Barabbas is een moordenaar;

Octavianus is de jonge Caesar en diens postuum geadopteerde zoon – Johannes wordt door Jezus vlak voor zijn kruisdood geadopteerd.

Van Nicomedes van Bithynië wordt verteld dat hij nachtelijke ontmoetingen met Caesar heeft – zoals ook Nikodemus van Bethanië Jezus in de nacht ontmoet;

Cleopatra heeft een bijzondere verhouding met Caesar – zoals Maria Magdalena met Jezus;
Julia, Caesars tante en de weduwe van Marius, heeft bij Caesar een zelfde functie als moeder Maria bij Jezus;

De senaat is Caesars grootste tegenstrever– zoals het sanhedrin voor Jezus de satan is;

Caesar komt uit het noordelijk gelegen Gallië vlak voordat de burgeroorlog begint – Jezus komt uit het noordelijke Galilea en begint dan zijn openbare leven;

Corfinium is de eerste stad die Caesar inneemt – Kafarnaüm is de eerste stad die Jezus binnengaat;
Rome is de hoofdstad waar Caesar triomfen viert en daarna vermoord wordt – Jeruzalem is de tegenhanger van Rome, waar Jezus op Palmpasen zijn intocht houdt en vervolgens zijn lijdensweg ondergaat.

Men kan ook vaststellen dat een aantal namen in schrijfwijze en/of klank opvallende overeenkomsten vertonen, bij voorbeeld Gallië en Galilea, Corfinium en Kafarnaüm, (Julia) Mària en Marìa, Nicomedes van Bithynië en Nikodemus van Bethanië, etc. In andere gevallen is de overeenkomst meer of minder versluierd, maar toch bijna altijd nog herkenbaar: Junius (Brutus) en Judas, Brutus en Barabbas, senaat en Satan, etc., of zelfs ROMA en HieROsolyMA, Antonius en Simona (het spiegelbeeld van Antonius, gelezen van rechts naar links, zoals in het Aramees), etc.

D) ALLE BEKENDE UITSPRAKEN VAN CAESAR VINDT MEN IN HET EVANGELIE TERUG, OP PLAATSEN DIE QUA STRUCTUUR MET ELKAAR OVEREENKOMEN.
De meeste uitspraken vindt men woord voor woord terug, soms met kleine afwijkingen:
«Wie aan geen kant staat, is op mijn hand» wordt teruggevonden als «Wie niet tégen ons is, is vóór ons»;
«Ik ben geen Koning, ik ben Caesar» als «Wij hebben geen koning, alleen de keizer!»;
[Nederlandse vertaling van «War Jesus Caesar?», p.181]
«De beste dood is de plotselinge» als «Wat gij doen wilt (d.w.z.: mij ter dood brengen), doe het met spoed»;
«Ach, heb ik hen dan gered, opdat zij mij te gronde richtten?» als «Anderen heeft hij gered, zichzelf kan hij niet redden»;

Slechts bij twee uitspraken verdraaien de nochtans lichte veranderingen de betekenis:
«Alea iacta est(o)», de teerling is (zij) geworpen werd tot «(het net) uitwerpen, want zij waren vissers» (verwisseling van het Latijnse alea, teerling, en het Griekse (h)aleeis, vissers) – de wonderbare visvangst;
«Veni vidi vici», Ik kwam, zag en overwon, tot
«Ik ging heen, waste mij, en werd ziende»; (verwisseling van enikisa, ik overwon, en enipsa, ik waste mij) – de genezing van een blinde!

    Het feit, dat de woorden van Caesar en die van Jezus – zoals overigens ook hun daden – telkens op met elkaar corresponderende plaatsen voorkomen, en wel in dezelfde volgorde en met inachtneming van dezelfde chronologische afstanden, draagt aan de bewijsvoering bij. Zie de onderstaande nummering van hoofdstukken en alinea’s.

    alea/aleeis:
    App. BC 2.35;            Plut. Caes. 32 /                                   Mk 1.16
    geen zijde / niet tégen ons:
    App. BC 2.37;            Plut. Caes. 33; Caes. Civ. 1.33, 1.85 / Mk 9.40
    veni vidi vici / ik ging, waste mij en werd ziende:
    App. BC 2.91;            Plut. Caes. 50 /            Jh 9.7-11 =ca. Mk 8.24
    geen Koning / geen koning:
    App. BC 2.108;          Plut. Caes. 60 /            Jh 19.15 (=ca. Mk 15.15)
    plotseling / snel:
    App. BC 2.115;          Plut. Caes. 63 /            Jh 13.27 (=ca. Mk 14.21)
    gered /gered:
    App. BC 2.146; (=ca. Plut. Caes. 68)/                                   Mk 15.31

De enige schijnbare ongerijmdheid is te vinden in het tweede voorbeeld. Deze algemene, door Caesar herhaaldelijk getoonde strategische houding komt immers ook bij de klassieke geschiedschrijvers op verschillende plaatsen voor (bij Caesar zelf op de plaatsen 1.33 en op 1.85 aan het begin van zijn verslag over de burgeroorlog, maar in de Caesarbiografie van Suetonius, die 89 hoofstukken telt, pas in hoofdstuk 75). De omgekeerde volgorde van het 4de en 5de voorbeeld is niet relevant, omdat hun plaats bij Markus slechts hypothetisch verkregen wordt via Johannes, die, zoals bekend, het met de chronologie niet zo nauw neemt. Maar ook dan komen beide uitspraken vlak naast elkaar voor.

De lijn wordt duidelijk: de wonderbare zeges van Caesar muteren tot de zegevierende wonderen van Jezus.
Volgens hetzelfde model veranderen ook de discussies van Caesar met de Caecilii, Claudii en Metelli in genezingen van blinden (het Latijnse caecilius = de blinde), lammen (het Latijnse claudius = de lamme) en kreupelen (in plaat van metellus, mutilus = verminkt).

Het lijkt erop dat in de loop van een lang kopieerproces door vervormingen en verdraaiingen een vertekend beeld is ontstaan: het evangelie zou bijgevolg voortgekomen zijn uit het verhaal van de Romeinse burgeroorlog, aanvankelijk door opeenstapeling van kopieerfouten, vervolgens door een "logische" redactie van de tekst.
[Nederlandse vertaling van «War Jesus Caesar?», p.214-217]
Andere waarnemingen bevestigen deze conclusie. Bij voorbeeld:

E) DE PAASLITURGIE VOLGT NIET HET VERHAAL VAN HET EVANGELIE, MAAR HET BIJZETTINGSRITUEEL VAN CAESAR
(zoals is aangetoond door Ethelbert Stauffer, cf. Jerusalem und Rom im Zeitalter Jesu Christi, Bern 1957, blz. 20 e.v.).
[Nederlandse vertaling van «War Jesus Caesar?», p.45-50]
Speciaal het vuur, dat zowel in de Paaswake als bij de crematie van Caesar centraal staat, ontbreekt in het evangelieverhaal. Maar het vuur van Caesars brandstapel is in het evangelie toch niet spoorloos verdwenen: PYRA is MYRA geworden, de brandstapel is veranderd in mirre (die Jezus met wijn respectievelijk azijn wordt aangereikt).
Volgens dezelfde lijn werd het Tropaeum als een kruis geïnterpreteerd. Aan dit tropaeum, het kruisvormige overwinningsteken aan het hoofdeinde van Caesars lijkbaar waaraan de wapenuitrusting van Vercingetorix had moeten hangen, had de geniale Antonius een wassen beeld van Caesars doorboorde lichaam laten hangen, dat door het wegtrekken van diens met bloed besmeurde toga aan alle rouwenden werd getoond. De identieke sterfdagen – de iden van maart respectievelijk de 15de dag van Nisan – vormen een chronologische bevestiging van de stelling dat de Paaswake is voortgekomen uit de bijzetting van Caesar.
Wat men ook vergelijkt, duidelijk vindt men steeds weer dezelfde structuren en sequenties, terwijl de verschillen tot simpele verwisselingen van letters zijn te herleiden. Wat echt verandert is de waarneming.

Overeenkomsten te over. In het boek is een sluitend overzicht gegeven van de parallellie Caesarbiografie / Markusevangelie; in de voordrachten worden enkele pareltjes van verschrijvingen en transformaties op aanschouwelijke wijze uitgediept; onderzoek van de iconografie maakt duidelijk dat typisch Jezuanische kenmerken en motieven zoals het Piëta-gelaat, de doornenkroon, de lange haren, de baard, de lendendoek, de staf, de stralenkrans, het kruis in al zijn variaties, de opstanding, de hemelvaart, enz. reeds op de onder Caesar geslagen munten voorkomen en op die van Antonius en Octavianus Augustus volledig zijn uitgewerkt. En al deze overeenkomsten zijn onmogelijk tot puur toeval te herleiden en vragen om een verklaring.
De meest plausibele is:

DE JEZUS-CULTUS IS IN FEITE DE CULTUS VAN DIVUS JULIUS, DIE IN DE LOOP DER EEUWEN IN DE VETERANENKOLONIES IN HET OOSTEN VAN HET RIJK VERREGAAND IS VERVORMD.
De naast elkaar gesproken talen boden een geschikte voedingsbodem voor deze vervormingen, vooral toen het Latijn van de kolonisten langzamerhand plaats ging maken voor het Grieks van de omliggende gebieden (met soms een invloed van het Aramese substraat).
De politieke omwenteling, die zich onder Vespasianus en Titus na de joodse oorlog voltrok, in het bijzonder de na deze oorlog noodzakelijk geworden integratie van de joden in het rijk, leidde tot de ontwikkeling van cultus en teksten ad usum Iudaeorum: Divus Julius werd de Messias. Toevoeging van citaten uit de Biblia Iudaica, die de klassieke citaten vervingen, droeg ertoe bij dat de meest Romeinse van alle geschiedenissen een joods aanzien kreeg.

[Nederlandse vertaling van «War Jesus Caesar?», p.117–121]

[Nederlandse vertaling van «War Jesus Caesar?», p.162–164]

CONCLUSIE: Als het oerevangelie dienen zich de Historiae van Asinius Pollio aan, waarop niet alleen de latere historici (in het bijzonder Appianus en Plutarchus) zich baseerden, maar waarop ook de liturgische teksten waren gestoeld, die gebruikt werden in de caesarea, de tempels van Divus Julius. Deze populaire in het gewone en godsdienstige leven van de mensen verankerde versie, vervormd in de eredienst en verbasterd in een proces van kopiëren en vertalen, is uiteindelijk ons evangelie geworden. Wat de Kerk altijd heeft beweerd, namelijk dat het Markusevangelie twaalf jaar na het heengaan van de Heer in Rome in het Latijn was geschreven, wordt op eclatante wijze bevestigd.

CONSEQUENTIE: De eeuwenlange twist over de vraag of het evangelie nu historie of literatuur is, een overgeleverde of een geconcipieerde tekst, heeft een objectief en controleerbaar fundament gekregen – en daarmede is deze strijd in feite beslist.
De vraag, of Jezus een historische figuur is, is definitief beantwoord. Jezus is de historisch overgeleverde Divus Julius.



[ Nawoord bij «War Jesus Caesar?» ]

[ Echo ][ Texte ]