War Jesus Caesar? – Vitae parallelae


Nederlandse vertaling van «War Jesus Caesar?»
Hoofdstuk II

© 1999 Wilhelm Goldmann Verlag, München
in der Verlagsgruppe Bertelsmann GmbH

Ex Germanica in Batavam linguam transtulit Tommie Hendriks


redi ad samenvatting
redi domum
Vitae parallelae

p. 33–37

Beiden, Caesar zowel als Jezus, beginnen hun carrière in het noorden: Caesar in Gallië, Jezus in Galilea;
   Beiden moeten een betekenisvolle rivier oversteken: de Rubicon en de Jordaan. Beiden komen daar een begunstiger/rivaal tegen: Pompeius en Johannes. En hun eerste aanhangers: Antonius en Curio respectievelijk Petrus en Andreas.
   Beiden zijn voortdurend onderweg en komen tenslotte in de hoofdstad waar zij eerst triomferen en dan hun lijden ondergaan: in Rome en in Jeruzalem.
   Beiden onderhouden goede betrekkingen met vrouwen, een bijzondere relatie heeft Caesar met Cleopatra en Jezus met Maria Magdalena.
   Beiden hebben nachtelijke ontmoetingen, Caesar met Nicomedes, Jezus met Nicodemus.
   Beiden zijn grote redenaars en van de hoogste adel, afstammeling van Aeneas en zoon van David. Toch zijn beiden selfmademen. Beiden moeten keihard vechten, en beiden triomferen: te paard en op een ezel.
   Beiden nemen het op voor het gewone volk – en botsen met de aanzienlijksten: Caesar met de senaat, Jezus met het sanhedrin.
   Beiden beschikken over een strijdbare natuur, maar ook over een bewonderenswaardige mildheid: de clementia Caesaris en het Hebt-uw-vijanden-lief.
   Beiden kennen een verrader: Brutus en Judas. En een moordenaar die aanvankelijk de dans ontspringt: de andere Brutus en Barabbas. En iemand die zijn handen in onschuld wast: Lepidus en Pilatus.
   Beiden worden beschuldigd koning te willen zijn: koning van de Romeinen en koning der joden. Beiden hullen zich in rode koningsdracht en dragen een kroon op het hoofd: een lauwerkroon en een doornenkroon.
   Beiden worden vermoord: Caesar met dolken doorstoken, Jezus gekruisigd met een steekwond in zijn zijde.
   Beiden zijn op dezelfde datum omgebracht: Caesar op de iden van maart, Jezus op de vijftiende nisan
   Beiden worden na hun dood vergoddelijkt: als Divus Julius en als Jezus Christus.
   Beiden laten hun eigen priester na: Antonius en Petrus. Beiden hebben een postume erfgenaam: bij testament wordt de jonge Octavianus geadopteerd; aan het kruis wordt de apostel Johannnes aangenomen ("Vrouw, zie, uw zoon").

Een ding wijkt opvallend af: Caesar was een veldheer en Jezus een wonderdoener.
   Niettemin schilderde Antonius in zijn lijkrede voor de dode Caesar elk van diens successen als een wonderbaarlijke prestatie af. Onder de wonderen van Caesar ontbreekt noch het trotseren van een stormige zee, noch de wederopwekking van een dode. Want het volk beschouwde het als een wonder dat Caesar de eer van Marius na vele jaren onder de dictatuur van Sulla "uit de Hades naar de stad had teruggehaald".
   Omgekeerd behelsden de wonderdaden van Jezus onder meer het verdrijven van demonen, hetgeen immers de absolute theologische vorm van de oorlog is.
   Het beeld dat wij voor ogen hebben is dat Caesar meedogenloos oorlogen en burgeroorlogen voerde, terwijl Jezus de liefde predikte en het Rijk Gods bracht, dat zoals bekend uit vrede, vreugde en lekkernijen moet bestaan. Ofschoon wij deze passage uit de Statenbijbel allemaal kennen:

    "Meent niet, dat Ik gekomen ben, om vrede te brengen op de aarde; Ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar het zwaard. Want ik ben gekomen, om de mens tweedrachtig te maken tegen zijn vader, en de dochter tegen haar moeder, en de schoondochter tegen haar schoonmoeder. En zij zullen des mensen vijanden worden, die zijn huisgenoten zijn."

En hij gaat verder met grote lof voor hen die zijn mensen water en onderdak geven. Onmiskenbaar de situatie van een burgeroorlog. Zo wordt het Rijk Gods door Jezus uitdrukkelijk bewerkstelligd door zo'n burgeroorlog, die zo niet gewild dan toch wel door hem werd uitgevochten – exact datgene wat Caesar heeft gedaan.
   Omgekeerd wordt ook de Clementia Caesaris graag verdrongen, hoewel zij voor Caesar het karakter van een politiek programma had:

    "Dit moet de nieuwe zegerijke strategie worden: laten wij ons wapenen met barmhartig- en edelmoedigheid."

Dit programma van Hebt-uw-vijanden-lief voerde hij zo consequent door dat hij eraan ten gronde ging – zoals Jezus.
Ook in de beperking is hun clementia gelijk: Caesar vergaf al zijn vijanden – behalve de onverbeterlijken die met zijn clementia de spot dreven. Jezus vergaf alle zonden – behalve die tegen de Heilige Geest.
   In grote trekken klopt het beeld. Laten wij nu eens wat preciezer kijken naar de personen uit de omgeving van Caesar en uit die van Jezus om te zien of er meer parallellen zijn.

Eerste benadering

Pompeius wordt onthoofd en zijn hoofd wordt de veronderstelde opdrachtgever op een schotel gepresenteerd – precies zo verging het Johannes de Doper.
   Antonius onderhandelt met de moordenaars van Caesar, tafelt met hen, maar zijn gedrag is geveinsd; Petrus wordt bij het kampvuur door zijn tegenstanders herkend en verloochent Jezus.
   Cleopatra, de geliefde van Caesar en later van Antonius, moeder van hun kinderen, moet tenslotte aan de voeten van Octavianus in het stof bijten – Maria Magdalena, die met Jezus over liefde spreekt en zijn wedergeboorte aan Petrus verkondigt, wast de voeten van de Heer met haar tranen.
   Marius, de verbannen maar uit de Hades teruggehaalde oom van Caesar, leefde met zijn vrouw Julia en met de waarzegster Martha; Lazarus, de uit de doden opgewekte oom van Jezus, leeft met zijn zuster Maria en met ene Martha, die zijn opwekking voorspelt.
   En hoe staat het met de paar rekwisieten die wij hiervoor vermeld hebben, de triomftocht, het rijdier en de kroon?
   Caesars zegepraal werd bezegeld door een palm, die op de tempelvloer was ontkiemd, en tijdens de ovationele toejuichingen werd hij door het met olijftakken wuivende volk als een koning ingehaald. Jezus wordt ook als een koning ingehaald, en op Palmzondag wordt heden ten dage nog met olijftakken gezwaaid. Zijn paard is een ezel wat eigenaardig is voor een koning, want het dier is niet sneller dan een mens te voet. Maar ook het paard van Caesar moet vreemd geweest zijn, want zijn ruiterstandbeeld op het Forum Iulium bezat mensenvoeten.
   Wij stellen ons de kroon op het hoofd van Caesar voor als een kroon gevlochten van laurierbladen: de lauwer- of overwinningskrans. Daarentegen dragen de standbeelden van Divus Julius, waar hij als Soter, als Redder, als Heiland wordt voorgesteld een krans van eikenloof of een graskrans, die beide in vorm en betekenis sterk overeenkomen met de doornenkroon van Jezus de Verlosser. Omgekeerd kroont een legionair Christus met een lauwerkrans wat te zien is op de oudst bekende passiesarcofaag uit het jaar 340 van onze jaartelling.
   Laten we ditzelfde eens proberen met de locaties, te beginnen met de enkele namen die tot nu toe gevallen zijn.
   De weg omhoog voor Caesar begint in Gallië, die van Jezus in Galilea. Komend uit Gallië steekt Caesar de Rubicon over en trekt de stad Corfinium binnen; Jezus, komend uit Galilea, gaat de Jordaan over en komt naar Kafarnaüm. Gallië en Galilea zijn de toenmalige buurlanden in het noorden. Allebei moeten een rivier oversteken. Het zijn grensrivieren: de Rubicon scheidt Gallië van Italië, de Jordaan scheidt Galilea van de Dekapolis en de Gaulanitis, maar de evangelisten spreken alsof op de andere oever Judea lag. Ieder van de twee komt aan in de toenmalige eerste stad op de route, Corfinium respectievelijk Kafarnaüm. Ook de stormige zee, die Caesar en Jezus telkens op wonderbare wijze oversteken is grenszee: aan de overkant van de Ionische zee ligt Ionië zoals Griekenland in het Oosten werd en wordt genoemd; aan de andere zijde van het Meer van Gennesaret liggen wederom de Dekapolis en de Gaulanitis, maar voor de evangelist ligt daar weer Judea.
   Het zijn dezelfde eigenschappen en attributen (voortaan kortweg rekwisieten genoemd) binnen dezelfde structuren, Ook de gelijkenis van de namen frappeert: Gallië en Galilea, Corfinium en Kafarnaüm, Italia respectievelijk Ionia en Judea.
   Naast de overeenkomst in namen en de gelijkheid van de rekwisieten lijkt een sequentie, een grote lijn zichtbaar te worden: Gallië + grensrivier + Corfinium = Galilea + grensrivier + Kafarnaüm. Wanneer we nu proberen de sequentie langer te maken, zien we dat Caesar de vijandelijke bevelhebber, die Corfinium bezet houdt, de stad uitjaagt; Jezus verjaagt de onreine geest waarvan een mens bezeten is. Zowel bezet als bezeten is in het Latijn obsessus.
   Ook bij Jezus gaat het hier om macht en strijd, "want hij leerde hen als gezaghebbende", zoals de vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap luidt. Neemt men de zin letterlijk, dan is het nog duidelijker:

    "want hij onderwees hen als de machthebber." (Markus 1,22: ên gàr didáskôn autoùs (h)ôs exousían échôn).

De vijandige geest ziet hem ook zo:

    "Laat af, wat hebben wij met U te doen, Gij Jezus Nazarener, zijt Gij gekomen om ons te verderven?"

De sequentie laat zich dus verlengen: Gallië + grensrivier + Corfinium + bezetter + verjaging = Galilea + grensrivier + Kafarnaüm + bezetene + verjaging.

   We stellen vast dat bij de parallelisering van Caesar en Jezus overeenkomstige rekwisieten binnen vergelijkbare structuren en sequenties voorkomen.