Spiegel Historiael – Thomas von der Dunk


[ redi ad Echo ]


Spiegel Historiael, Magazine voor geschiedenis en archeologie, Amsterdam
januari 2003 – nummer 1
column – p.79

Wat is domheid?
[
Origineel ]

door THOMAS von der DUNK

Aus der Geschichte der menschlichen Dummheit. Zo luidt de titel van een boekje uit 1912 dat ik een tijdje geleden in handen kreeg. De geschiedenis van de menselijke domheid: daar vallen hele boekenkasten mee te vullen, zeker achteraf. Maar wat is domheid? Vaak niet veel meer dan wat op een bepaald moment als het tegendeel van op basis van langdurige common sense vastgestelde wijsheid geldt, of omgekeerd naderhand iets, waarvan in feite ook pas naderhand de evidente onjuistheid viel te verifiëren.
Zo is bijgeloof meestal gewoon geloof dat alleen (nog) niet door een ‘officiële’ religie is gesanctioneerd. In dat opzicht doet vaak de tijd en de toevalligheid haar emanciperende werk. Ook het christendom is als dubieuze secte begonnen, en de geloofwaardigheid van de triniteit of de herkomst van Eva uit Adams rib is uit het oogpunt van natuurkundige empirie niet groter dan de herkomst van Minerva uit Jupiters hoofd, of de postmortale contacten van Jomanda met Sylvia Millecam. Indien in het jaar 312 bij de Milvische Brug aan Constantijn de Grote toevallig geen crucifix, maar Emile Ratelband was verschenen, ging men thans ’s zondags niet naar de mis maar dansen op hete kolen.
Wat waarheid en wat ongeloofwaardig is, laat zich regelmatig pas veel later vaststellen, en soms wordt een ‘absolute’ waarheid pas na eeuwen onderuit gehaald. Nu zeggen wij zelfverzekerd: hoe zot toch dat paus Urbanus VIII tegenover Galilei vast bleef houden aan de aarde als middelpunt van het heelal. Maar in feite is dat geen wonder: de kerk had dat al vijftienhonderd jaar geleerd, en kon zich daarvoor op een hele vloot van autoriteiten beroepen. De bewijsvoering van die ene Galilei was toen ook nog veel minder overtuigend dan zij ons nu dankzij veel meer kennis en een daardoor als vanzelfsprekend gewijzigd wereldbeeld voorkomt.
Bovendien doken voortdurend nieuwe theorieën op, die achteraf dwaas zijn gebleken maar toen beslist niet dwazer leken. Al die dwaallichten zijn intussen vergeten, zodat alleen de ster van Galilei is blijven stralen. Voor de tijdgenoot lag dat echter minder helder dan nu. Zo ging nog stadhouder Willem V tijdens zijn Londense ballingschap langs bij de filosoof en instrumentenmaker William Martin, die een machine geconstrueerd had om te bewijzen dat Galilei het fout had gezien. Zijn argumenten zijn aannemelijk, zo schreef de Prins na afloop zijn dochter, al hadden zij hem toch niet kunnen overtuigen. Dat laatste stelt ons weer gerust, maar was toen beslist niet vanzelfsprekend.
De geschiedenis van de menselijke domheid is dan ook in hoge mate de geschiedenis van de wetenschap. Wat is waarheid, om met Pilatus tot Jezus van Nazareth te spreken. Als dat wel tot Jezus was, want de Italiaanse filoloog Carotta heeft recent de boude theorie gelanceerd dat Jezus eigenlijk Julius Caesar was. Over de houdbaarheid daarvan wil ik mij niet uitlaten. Die moet nog blijken. Opvallend is echter dat de gevestigde wetenschappelijke orde op deze nieuwe ‘domheid’ reageert zoals elke gevestigde orde, en dus precies zoals het Vaticaan op Galilei. Eerst negeren, en dan, als dat niet meer gaat, met een felheid bestrijden alsof men persoonlijk bedreigd en beledigd is.
Aan die felle reactie liggen drie menselijke impulsen ten grondslag. Ten eerste de angst om af te gaan indien voortijdig een haarbreed toegegeven wordt. Ten tweede professionele jaloezie: wie decennia als een autoriteit geldt, kan het moeilijk verkroppen, indien een buitenstaander iets zou ontdekken waar hijzelf al die decennia niet opgekomen is. En ten derde: als zo'n theorie waar is kan al het eigen werk in de vuilnisbak. Kortom: die felle reactie is heel begrijpelijk. Even begrijpelijk als die van Urbanus VIII indertijd, maar daarmee dus ook nog niet bij voorbaat wetenschappelijk juist.

Thomas von der Dunk


___________________


Spiegel Historiael, Magazine voor geschiedenis en archeologie, Amsterdam
mei 2003 – nummer 5
Ingezonden brieven – p.222

De wetenschappelijke methode-van Hooff:
stalken, schelden en intimideren


‘Carotta weet alles bijeen toch plausibel te maken dat het zo geweest en gegaan zou kunnen zijn’. Deze ene voorzichtige concluderende zin is voor de zelfbenoemde poortwachters van de gevestigde wetenschap kennelijk voldoende om mij als Carotta-gelovige te bestempelen, want wie niet tegen hem is, is volledig vóór. Wie mijn recensie in zijn geheel gelezen heeft, weet echter dat ik als leek op filologisch gebied het nodige voorbehoud heb gemaakt en de cultuurhistorische argumenten als mogelijke aanwijzigingen en niet als onomstotelijke bewijzen beschouw. Sindsdien heb ik mij nergens meer publiekelijk over dit boek uitgelaten, wat de bewering dat ik ‘onverdroten’ doorga ‘Carotta’s hersenspinsels aan te prijzen’, tot de apekool van een paranoïde heksenjager maakt.
Dat er in Duitsland tot nu toe slechts één obscure recensent aandacht aan het boek heeft besteed, zegt weinig, zolang Van Hooff geen negatieve kritieken kan overleggen. Want dan zou het wel eens zo kunnen zijn, dat men er vooral zijn vingers niet aan durft te branden.
Maar daar ging mijn column helemaal niet over. Bij het schrijven had ik inderdaad Van Hooff in gedachten. Al vroeg is deze deskundige het boek van Carotta voorgelegd, maar hij weigerde er een blik in te werpen. Wel had hij, als altijd, meteen zijn oordeel paraat. Op een discussie in Utrecht liep hij weg zodra Carotta aan zijn inleiding begon, om na terugkeer zijn kritiek op een verhaal dat hij niet had willen aanhoren met beledigingen te larderen. Toen later Cliteur in het televisieprogramma Buitenhof een paar woorden aan Carotta wijdde, dreigde onze klassicus van de Katholieke Universiteit zelfs het Commissariaat voor de Media in te schakelen, als betrof het hier de Inquisitie uit de dagen van Urbanus VIII. Ook Andreas Kinneging is, nadat hij eens waagde de naam ‘Carotta’ te laten vallen, wekenlang door Van Hooff met boze e-mails achtervolgd. Hij pleit nog net niet voor een publicatieverbod.
In plaats van steeds dezelfde standaardbrief over Lepidus etcetera naar alle bladen te sturen, zou ik graag eens van hem bij wijze van introspectie vernemen, waarom hij toch zo verbeten reageert. Overigens zal het hem interesseren dat de Caesarbiograaf Luciano Canfora, directeur van het Instituut voor Klassieke Oudheden in Bari, aan Carotta de gelegenheid heeft gegeven in de Quaderni di Storia zijn these uit de doeken te doen, zodat voor Van Hooff in Italië een nieuw evangelisatieterrein is blootgelegd.

Thomas von der Dunk

___________________

NOTA BENE: Den Leserbrief des notorischen Don Quijote aus Nijmegen wollen wir nicht dokumentieren, ohne Absatz für Absatz aufzuzeigen, wie seine angebliche Argumente in Wirklichkeit Angriffe gegen Windmühlen sind:

-------

Ein selbsternannter Hüter der fabulierenden Orthodoxie hat abermals versucht (‘Was Jezus Caesar? (2)’, Spiegel Historiael, Mai 2003, Ingezonden brieven, S. 220-222) Unwahres gegen dieses Buch einzuschmuggeln. Es handelt sich im Kern um den Rundbrief eines Stalkers, der sich öfter blamiert hat und bereits überall widerlegt wurde – so u.a. schon bei Historisch Nieuwsblad, De Gelderlander und De Humanist. Auch diesmal führt er nur polemische Pseudoargumente an.

Bereits sein Exordium zielt auf Täuschung:
»‘Christus is waarlijk opgestaan!’ Met deze paasgroet belijden oosters-orthodoxe christenen hun geloof in Jezus’ opstanding uit de dood.«
Hier tut er so, als ob er ein gläubiger Christ wäre. Da er sich aber öffentlich als Atheist, ja als Renegat gibt, muß er es gleich zurückziehen: ‘Over zo’n onbewijsbare overtuiging kan deze vrijdenker slechts zijn schouders ophalen’. Unser Konfusionist ist so besessen, andere zu verwirren, daß er selbst nicht mehr weiß, wofür und wogegen er ist: kein Freidenker, sondern lediglich eine Leerlaufwindmühle.

»Deskundigen als Henk Versnel, Leids emeritus-hoogleraar antieke godsdienst, mogen verklaren dat het Carottisme ‘apekool’ is – zie de discussie in het Leidse universiteitsblad Mare –«
Dort ist tatsächlich zu ersehen, wie Henk Versnel zugegeben hat, daß auch er das inkriminierte Buch gar nicht gelesen hat, eine Insolenz, die Paul Cliteur mit recht tadelte.

»Thomas von der Dunk echter is sinds april 2002 geconfronteerd met doorslaggevende bewijzen dat Carotta onzin verkoopt«
Mit ‘durchschlagende Beweise’ meint er seine eigenen Hirngespinste über ein Buch, das er zugegebenermaßen nicht einmal in der Hand gehalten hatte.

»… maar hij schrijft in februari 2003 in Spiegel Historiael nog met bewondering over de Jezusloochenaar.«
Es sei bemerkt, daß der angebliche ‘Jesus-Leugner’ in Wahrheit die historische Existenz Jesu befürwortet. Wir sagen nicht, daß es Jesus nie gegeben hat, im Gegenteil: er existierte – nur der Bericht seiner Geschichte wurde delokalisiert. Was übrigens kein seltenes Phänomen ist.

»Carotta zijn Was Jezus Caesar? had gepresenteerd als historische fictie. Hij noemt het echter – in de ondertitel – een ‘onderzoek’ en voorziet zijn werk van alle uitwendige kenmerken van een wetenschappelijke studie, zoals honderden noten«
Anscheinend soll neuerdings eine wissenschaftliche Arbeit, um seriös zu sein, keine Anmerkungen und keine Quellenangabe mehr aufweisen.

»…de voorkant. Hij herkent de fraaie Romeins realistische portretkop van Caesar in zijn laatste jaren. Maar wie is die zielige figuur met geloken ogen ernaast? Het moet wel om Jezus van Nazareth gaan. … Die Jezuskop op het omslag wordt – zeer onwetenschappelijk – niet verantwoord. Geen wonder: waarschijnlijk stamt deze sentimentele Gekruisigde uit de negentiende eeuw.«
Bekanntlich ist der Umschlag eines Buches Sache des Verlages und nicht des Autors. Der Umschlag dieses Buches hat ein fähiger Graphiker entworfen, und ist übrigens nach allgemeiner Auffassung sehr gut gelungen. Jesu Maske vor Caesars Gesicht spielt nicht nur auf das Werden des Divus Julius zum Christus an, sondern auch auf den Mimen, der bei Caesars Funeral eine ‘persona’, eine Maske des Ermordeten trug, und mit Verwunderung und Schmerz auf die Mörder anspielend die Verse aus Pacuvius' Waffengericht rezitierte: ’Men servasse ut essent qui me perderent? – ach, habe ich sie denn gerettet, damit sie mich zugrunde richten?’

»Maar dit kan geen antieke voorstelling zijn. In de eerste eeuwen wordt Jezus helemaal nog niet als gekruisigde afgebeeld. Als Hij eindelijk in die gedaante opduikt – pas omstreeks 430 – is hij de onbewogen triomferende Godmens, niet de Man van Smarten van de late middeleeuwen.«
Will man behaupten, daß Jesus im Evangelium nicht leidet? Oder daß in der Osterliturgie ein Gekreuzigter erst im späten Mittelalter gezeigt worden sein? Es ist so unhaltbar, daß in der Didaskalie unter den angeführten Portraits von Caesar und von Jesus das genaue Gegenteil davon steht:

»Didaskalie: De meest opvallende uiterlijke overeenkomst in de verbeelding van Caesar en Jezus is misschien wel dat beiden getooid zijn met een hoofdkrans, al is de betekenis volledig tegengesteld. De lauwerkrans van Caesar staat voor overwinning en vrede; de doornenkroon van Jezus geldt als het symbool van martelaarschap en smartelijke verguizing.«
Das heißt: ‘de lauwerkrans van Caesar staat voor overwinning’, soll aber nichts zu tun haben mit ‘de onbewogen triomferende Godmens’ als welcher Jesus in der frühchristliche Ikonographie erscheint. Weiter stehe der Lorbeerkranz zugegebenermaßen auch für Frieden (‘vrede’), darf aber nichts gemeinsames haben mit der Dornenkrone von Jesus – eine auffällige Deckungsgleichheit in Form und Bedeutung, die übrigens noch mehr heraussticht, wenn man den anderen Kranz Caesars heranzieht, die Bürgerkrone aus Eichenblatt, die in Rom dem Retter zustand.

»Ieder direct bewijs voor deze boude bewering ontbreekt echter.«
Das ist Wunschdenken. Das Gegenteil ist der Fall.

»… bij de begrafenis van Caesar heeft Marcus Antonius om de gemoederen op te zwepen een wassen beeltenis van de vermoorde leider aan het volk getoond. Carotta weet zeker dat hij aan een soort kruis hing.«
Bei einem Vortrag in Utrecht hat unser Obskurantist es gewagt coram publico zu behaupten, in den antiken Quellen würde nichts von einer Wachsfigur Caesars stehen, die dem Volk gezeigt wurde. Zu einem beschämenden Rückzieher gezwungen, versucht er jetzt einzuschmuggeln, es handele sich nicht um ‘een soort kruis’. Nun: sie wurde an einem Tropaeum befestigt – was aus der parallelen Überlieferung von Appian und Sueton eindeutig hervorgeht. Und was ist ein römisches Tropaeum wenn nicht ‘eine Art Kreuz’?

»En is Jezus niet verraden door Judas? Dat moet wel een verbastering van Brutus zijn…«
Judas ist keine ‘verbastering’ von Brutus, genausowenig wie Longinus, der mit der Lanze die Seite Jesu durchbohrt eine ‘verbastering’ von Cassius ist, der Caesar den tödlichen Dolchstoß verpaßte. Es sind einfach ihre Eigennamen: Denn Brutus hieß Iunius, griechisch Iunas, was nicht weit von Iudas fällt (
IOUNAS > IOUDAS), während Longinus Cassius hieß: Iunius Brutus und Cassius Longinus – nie gehört?

»Caesar trok over de Rubico en Jezus liet zich in de Jordaan dopen. Een verbluffende toevalligheid, nietwaar?«
Caesar spricht nicht vom Rubicon (aus naheliegenden Gründen, da es sich um eine Grenzverletzung handelte), folglich auch Markus nicht vom Jordan (auch darin Caesar folgend), daher spielten beide in unserer Synopsis Caesarquellen/Evangelium Marci keine Rolle. In unserem Buch, S. 40 der deutschen Ausgabe und S. 43 der holländischen, zeigen wir, daß der Jordan von Markus nicht mit dem Rubicon von Caesar in Zusammenhang steht, sondern mit dem Aternus, dem Fluß, der bei Corfinium fließt. Die lautliche Nähe beider, Aternus und Iordanes, springt übrigens ins Auge. Aber da unsere Detraktoren das Buch nicht gelesen haben, ist es keine verblüffende Zufälligkeit, daß sie auch das übersehen haben.

»Nog zo’n verbluffende toevalligheid: een eeuw na Caesars dood lijkt zijn cultus te zijn uitgebloeid. En laat nu net in deze tijd die van Jezus Christus opkomen! Als de vaststelling van het afsterven van Divus Julius al juist is, laat dit verschijnsel zich uitstekend verklaren. De keizercultus had altijd al iets formeels. Mensen brachten bijvoorbeeld geen dierenoffers aan de vergoddelijkte ex-heerser en verwachtten geen gebedsverhoring van zo’n divus. Niet vreemd dat het enthousiasme na honderd jaar begon te verflauwen.«
Der Kaiserkult sah ganz anders aus – cf. u.a.: Clauss, M. (1999). Kaiser und Gott, Stuttgart. Oder im Internet [ Kaiserkult ]: – Da steht zum Beispiel dies: ‘Religiös betrachtet, könnte man vom Kaiserkult als Bindeglied zwischen der alten polytheistischen Religion und dem späteren Christentum sprechen.’ Darüber hinaus muß man festhalten, daß der Kult des Divus Julius nicht restlos in den Kaiserkult aufging, schon aus dem einfachen Grund, daß Marcus Antonius, Flamen Divi Iulii, nicht Kaiser wurde.

»Dan zou het ook ‘verbluffend’ zijn dat het christendom niet buiten het Romeinse Rijk doordrong. Daarvoor zou de religie voor de barbaren te nationaal Romeins zijn geweest. In de eerste plaats klopt de vaststelling niet: Armenië gaat er prat op de eerste christelijke staat te zijn.«
Armenien ist von Marcus Antonius persönlich erobert worden. Daß gerade Armenien zum ersten christlichen Land wurde, dürfte eigentlich eher als Bestätigung dienen für unsere Parallelstellung Antonius > Simon (Petrus), wohl kaum als im Widerspruch dazu.

»En zelfs als de vaststelling correct was, zou het verschijnsel nog geen verbazing hoeven wekken. Nieuwe religies plegen nu eenmaal vooral aanhang te vinden in steden. En die lagen vooral binnen het Romeinse Rijk.«
Und außerhalb gab es keine? Weder in Mesopotamien, noch in Persien, in Indien oder sonst?

»Zo smelt iedere ‘verbluffende’ toevalligheid onder het brandglas van de wetenschap weg.«
Das heißt: Unser Mann ist überzeugt, er hätte bis jetzt Wissenschaftliches angeführt, er sei das ‘brandglas van de wetenschap’, ja die Wissenschaft selbst, personifiziert.

»De taalkundige argumenten kunnen misschien de burger epateren, maar iemand die maar iets van de klassieke talen kent, ziet dat er niets van deugt.«
Griechisch versteht unser Mann jedenfalls nicht, und was er im Latein kann, hat er in Utrecht gezeigt (wo er u.a. allen Ernstes behauptet hat, die Parteigänger von ‘Sulla’ hießen ‘Sulliani’ (sic!) – und nicht, wie in jedem Wörterbuch steht, ‘Sullani’).

»Nazareth zou een verbastering zijn van Ravenna. Lepidus is verworden tot Pilatus.«
Zugegeben, um zu verstehen, wie Ravenna zu Nazara (so in den ältesten Handschriften) und Lepidus zu Pilatus geworden sind (nämlich durch Metathesis der Silben: RaVeNa > NaVeRa > NaZeRa respektive LePiDus > PiLeDus > PiLaTus) ist eine Aufgabe für Fortgeschrittene: Man muß ja wissen, was eine Metathesis der Liquidae ist, und daß die aramäische Schrift nur die Konsonanten schrieb und linksläufig war.

»Caesars uitspraak ‘laat de dobbelsteen (‘teerling’) geworpen zijn’ – alea iacta esto – zou voortleven in Jezus aansporing “Vissers, werpt uw netten uit”, want het Griekse woord voor vissers ‘haliees’ lijkt verrassend veel op ‘alea’.«
Man bemerke, daß er hier nicht nur sich vertippt, sondern auch mogelt: In den griechischen Handschriften wird ‘h’ am Anfang eines Wortes nicht geschrieben, denn die Notation der Esprits wurde später eingeführt. Zu vergleichen ist tatsächlich ‘aleeis’ und ‘alea’ – womit wir schon näher beieinander sind.

»Eerste bezwaar: als Caesar die uitdrukking inderdaad gebruikt heeft, citeerde hij een Griekse komediedichter. Die gebruikte het Griekse kubos, waarvan ons ‘kubus’ komt. Weg is de ‘verbluffende’ woordovereenkomst ‘alea-haliees’.«
Das sagen wir in der Anmerkung 39, S. 355, von ‘Was Jezus Caesar?’: ‘(
Anerrifqw kuboV, uit Menanders Arrhephoros, cf. Plut. Pomp. 60.4)’. Dies bedeutet aber nicht, daß das Evangelium von Menander geschrieben wurde. Es sind Jahrhunderte dazwischen, und der Evangelist war sicherlich nicht so gebildet: Sacrae Scripturae sermo humilis – die Sprache der heiligen Schrift ist eine bescheidene.

»Volgens Carotta moeten we bij het Griekse ‘halieus’ voor ‘visser’ al nattigheid voelen, want het heeft met ‘hals’, zout, te maken (denk aan ‘halogeen’). Maar het Meer van Genesareth had zoet water! Het woord halieus is evenwel al sinds Homeros het normale woord voor visser. Is er trouwens een taal met aparte woorden voor zout- en zoetvisser?«
Doch, es gibt eine Sprache, die zwei verschiedene Wörter hat für Salz- und Süßwasserfischer: Griechisch, ausgerechnet. ‘(H)aleeus’, das wortwörtlich ‘Salzer’ bedeutet, war der im Meer fischende Fischer, während man für den am Land fischenden lieber ‘agreus’ sagte, wortwörtlich der ‘Wilderer’, und daher auch für ‘Jäger’ benutzt. Pech gehabt!

»Mijn hersens slaan helemaal op tilt als ten slotte beweerd wordt dat Caesar met opzet ‘alea’ gebruikte omdat dat zoveel op haliees lijkt. Caesar heeft dus zijn eigen verbastering geprogrammeerd!«
Das ist wieder Hirnleerlauf.

»Karikatuur van wetenschap«
Das ist das einzige richtige Wort in der ganzen Rezension – sofern man es auf die angebliche Wissenschaftlichkeit dieser Möchtegernekritik anwendet.

»De ‘theorie’ van Carotta heeft geen deugdelijke basis – als onderzoeksvoorstel zou het geen wetenschapscommissie passeren.«
Eine Wissenschaftskommission die natürlich nach seinem Wunsch nur aus Leuten bestehen darf, die das Buch nicht gelesen haben, denn wer es liest ist ja in seiner Vorstellung nicht mehr objektiv. Nur wer es nicht liest, kann es beurteilen (sic!).

»Bovendien wordt zij afdoende weerlegd door antieke getuigenissen. Tacitus, allesbehalve een vriend van het christendom, vertelt in Annales 15.44 dat ene Christus onder Pontius Pilatus ter dood is gebracht. Maar ja, laat nu net deze tekst vals zijn – althans volgens Carotta.«
Tacitus behandeln wir S. 138-141 von ‘Was Jezus Caesar?’ (sowie in Historisch Nieuwsblad, Briefe 1 und 2.), dem er nichts entgegenzusetzen hat. Nachdem nun sogar seine Kollegen ihm geflüstert haben, daß das Odium der Interpolation aus ekklesiastischer Hand aus der Stelle nicht loszukriegen ist, kehrt er sie unauffällig unter den Teppich: ‘Maar ja, laat nu net deze tekst vals zijn’ – cf. dazu der Leserbrief von Jan Hendrik Nijland aus Nijmegen in De Humanist von April 2003, Hooffsche wetenschap.

Fazit: Unser Schwätzer hat schon wieder eine gute Gelegenheit verpaßt, zu schweigen.

Statt im Gelderlander über Geschichte zu schreiben, sollte er sich um die Hühner in Gelderland kümmern. Was er vielleicht sogar schon tut, leider: Ist es Euch aufgefallen, daß die Geflügelpest von Gelderland aus sich ausgebreitet hat? Wenn man in Gelderland die Hühner so behandelt wie er im Gelderlander die Geschichte, wundert es einen nicht, daß dort die Pest ausgebrochen ist!



[ Op het Forum kunt u uw mening daarover geven, ook in het Nederlands: ]

[ forum ]

[ meer weten ]