[ redi ad Echo ]
Radio 1 Journaal (tv) 24 december 2002, 12-13 uur
Gesprek en debat boek Was Jezus Caesar?
[ Origineel ]
pres. JEROEN WIELAERT
Met prof. dr. ANDREAS KINNEGING, rechtsfilosoof (CV, pub.), prof.dr. WILLEM J. OUWENEEL, theoloog (CV, pub.), dr. PERRY PIERIK, historicus en uitgever, en FRANCESCO CAROTTA.
hoor de discussie
Kerst is het feest van de geboorte van Jezus Christus, de bijbelse verlosser. Zijn leven en werk staan uitvoerig beschreven in het Nieuwe Testament. Tegenover het geloof in Jezus staat de vraag naar de historische werkelijkheid van zijn bestaan. Al eeuwen zoeken wetenschappers naar historische bewijzen: de Leben Jesu Forschung. Het blijft een raadsel. Het in de Bijbel vertelde verhaal vertoont verbazend veel parallellen met van wie wel veel uit de geschiedenis bekend is, de Romeinse Imperator Julius Caesar. Dat concludeert de Italiaanse onderzoeker Francesco Carotta, na een onderzoek van ruim tien jaar. Het resultaat: een geruchtmakend boek dat ook in het Nederlands is verschenen. Dat is mooie stof tot discussie voor de kerst. Boek op tafel. Jeroen Wielaert met zijn gasten aan tafel.
Wielaert:
Gast is Francesco Carotta, zelf helemaal uit zijn woonplaats Freiburg hier naar toegekomen, uitgever Perry Pierik, Willem Ouweneel, verbonden als hoogleraar aan de Theologische Faculteit van Leuven en Andreas Kinneging, rechtsfilosoof en verbonden aan de Universiteit van Leiden. We praten over een boek wat al zoveel stof tot discussie heeft opgeleverd inmiddels, gisteravond al op NOVA en nu hier en praten over een historische figuur Caesar zonder cultus, en een cultus het Christendom zonder historische figuur: Jezus. Dat is het merkwaardige spiegelbeeld dat Francesco Carotta heeft opgeroepen en diepgaand heeft onderzocht. Meneer Ouweneel, aan u dan maar de openingsvraag. Als u zon titel leest, Was Jezus Caesar, wat denkt u dan?
Ouweneel:
Dan denk ik: dat boek moet ik beslist lezen want om heel andere redenen heb ik me al eerder beziggehouden, ook met parallellen tussen Jezus Christus aan de ene kant en vooral de goden uit het Romeinse rijk. Ik was nog niet op de gedachte gekomen om Caesar er in te betrekken, maar goed die is later ook tot godheid verheven, dus bij voorbaat interesseerde mij dat, hoewel ik bij voorbaat wel vermoedde dat ik het niet met de conclusie eens zou zijn, maar wel veel zou hebben aan de overeenkomst tussen de twee gestalten.
Wielaert:
Meneer Kinneging: was Jezus Caesar, u leest die titel en denkt....
Kinneging:
In eerste instantie denk je: dit is helemaal niets, dit kan niet waar zijn, dus ik schuif het terzijde. Maar andere mensen die ik respecteer hebben mij op dit boek gewezen, en ik moet u zeggen dat ik na lezing geheel van mening veranderd ben. Volgens mij is dit het boek van het jaar 2002!
Wielaert:
Dat is leuk voor de uitgever, Perry Pierik. Zelf vond ik dat de vraag die het boek stelt heel erg lijkt op dat andere boek van zon 25-30 jaar geleden, Von Daeniken die schreef Waren Goden Kosmonauten?. Maar dit is een heel ander boek.
Pierik:
Ja, dit is een heel ander boek. Dat andere boek heeft in Nederland wel 31 drukken gehaald. Maar nee, ik herken het wel, er onstaat gelijk debat. Op de uitgeverij was het niet anders, toen de vertaler Tommie Hendriks en de heer Carotta op de uitgeverij verschenen was ook Martin Ros aanwezig en in korte tijd ontstond hetzelfde debat wat zich nu in Nederland begint te ontplooien.
Wielaert:
Het Nederlands Dagblad, de keurige krant van de strenge christenheid in Nederland schreef: Dit boek had nooit mogen worden uitgegeven.
Pierik:
Mooiste reclame voor een uitgever lijkt mij
Ik ben ook historicus. Wie naar de historie kijkt ziet dat theologen 2000 jaar de tijd hebben gehad een antwoord te vinden op de historiciteit van Jezus. We moeten Carotta een kans geven in dat geheel.
Wielaert:
Francesco Carotta, u komt uit de Povlakte, u deed het priesterseminarie, studeerde filosofie in Frankrijk en linguistiek in Duitsland, u heeft een informaticabedrijf en een uitgeverij gehad in Freiburg, uw woonplaats, en hebt ruim tien jaar gewerkt aan dit boek. Auf dem Seminar, haben Sie auch schon solche schwierige Fragen gestellt? stelde u op het seminarie ook van de linke vragen?
Carotta:
Ik was zeer jong, amper tien jaar oud. Mijn moeder kwam uit een boerenfamilie en was gelovig, maar mijn vader kwam uit een progressieve ondernemersfamilie, socialisten van het eerste uur, die zich inzetten voor de dagloners. Ik kom van de Povlakte. U kent de streek uit de boeken en de films van Don Camillo. Mijn vader was de plaatselijke Peppone. In het priesterseminarie stelde de kleine zoon van Peppone teveel vragen, wilde teveel weten. Algauw werd het de paters teveel en stuurden hem naar huis. Ze verzochten zijn vader om hem niet naar enige school te sturen, om hem niet te laten studeren, dat was gevaarlijk, zeiden ze.
Ze hadden gelijk. Maar gevaarlijk voor wie? We hebben in ieder geval de historisch ondergesneeuwde Jezus teruggevonden en daarmee Pasen gered. Daarmee hebben we onze plicht gedaan. We hebben de waarheid en God gediend.
Wielaert:
Was Jezus Caesar? Hoe bent u precies op die fragestelling gekomen?
Carotta:
Ik las ooit een artikel over de beeltenissen van Caesar. Het viel mij toen op dat Caesar op zijn originele portretten er helemaal niet zo uitziet als wij ons hem voorstellen. Je ziet verrassenderwijs geen keiharde dictator, maar een milde heerser. Op een portret, dat direct na zijn dood gemaakt is, wordt hij afgebeeld als iemand die lijdt en medelijden opwekt. Het is een echt piëta-gezicht, waarvoor een moedertje in de kerk een kruisteken zou maken. Dat was de eerste aanleiding. En omdat Caesar honderd jaar voor het jaar nul geboren is, heb ik mij afgevraagd wat de latere Jezusfiguur nog meer van de eerdere Caesar geleend kon hebben. Ik vroeg het aan theologen, die mij zeiden dat het niet zo verbazingwekkend was, want ook van keizer Vespasianus wordt bericht dat hij net als Jezus blinden en kreupelen genezen zou hebben. Zoiets verwachtte men destijds nu eenmaal van het charisma van de heerser. Ik werd nieuwsgierig en ging op onderzoek uit.
Wielaert:
Ja, Caesar als vooruitschaduwing, als voorbeeld voor Jezus. U somt de vitae parallelae op, de gelijklopende levens, de gelijklopende levensgeschiedenissen. Beide stellt u, Caesar zowel als Jezus, beginnen hun carrière in een noordelijke buurstaat: Caesar in Gallië, Jezus in Galilea; het begin van een heel opsommong. Waardoor kreeg het voor u zon grote betekenis, dat u het tien jaar lang heeft onderzocht?
Carotta:
Als linguïst en informaticus voelde ik mij beroepsmatig aangesproken. Want ik merkte algauw dat beide levensverhalen, die van Caesar en die van Jezus, parallel verlopen.
Ook stelde ik vast dat de namen van personen en plaatsen uit beide verhalen maar weinig van elkaar verschillen, bijvoorbeeld:
Gallia en Galilea,
Corfinium en Kafarnaüm,
Junius en Judas,
Mària en Marìa
Nicomedes en Nicodemus
Pontifex Lepidus en Pontius Pilatus
Bovendien merkte ik dat de overige namen, die niet op elkaar lijken, eruitzien als vertalingen:
de Caecilii als blinden,
de Claudii als lammen,
Metellus, als een mutilus, als een man met een verdorde hand.
Aldus vinden we degenen die door Caesar zijn overwonnen terug als degenen die door Jezus zijn genezen. [En degenen die door Caesar worden belegerd, zijn de bezetenen bij Jezus. Belegerd en bezeten is in het Latijn allebei obsessus. In mentaal opzicht is het proces eenvoudig: men hoeft alleen maar de vijand te demoniseren en de overwinning op hem is al een duivelsuitdrijving geworden. Zo veranderen de wonderbare zeges van Caesar in de zegerijke wonderen van Jezus.]
Ook de figuren uit de omgeving komen overeen, bijvoorbeeld: Caesars voorloper en tegenspeler, de grote Pompeius, wordt onthoofd en zijn hoofd wordt op een schotel [aan iemand] aangeboden. Precies hetzelfde gebeurt met Johannes de Doper.
Er zijn ook verschillen: [zo worden beiden vermoord,] Caesar wordt met dolken doorstoken, Jezus wordt gekruisigd, maar heeft een steekwond in zijn zijde. Ene Longinus brengt Caesar de dodelijke dolkstoot toe. Jezus wordt door ene Longinus aan het kruis met een lans doorstoken. Fest [van Sint Longinus]: 15 maart. Caesars lijk wordt verbrand, maar zijn lichaam wordt als wasfiguur, hangend aan een kruis, aan het volk getoond. En cremo betekent in het Latijn verbranden, maar het Griekse kremao betekent kruisigen.
Wielaert:
U oogst kritiek, hoe heeft u er moed voor nodig gehad, om dit te schrijven allemaal?
Carotta:
Mijn gelovige moeder heeft tegen me gezegd: Schrijf het niet, ze zullen je kruisigen. Gelukkig is eruit gekomen dat Jezus niet gekruisigd is.
Wielaert:
Goed. Mooi. Maar heeft u nog feiten gezocht bij uw theorie of heeft u bij uw theorie controleerbare feiten gevonden?
Carotta:
In de geschiedenissen van Caesar en Jezus hebben personen en plaatsen dezelfde namen. Maar wat nog veel belangrijker is, is dat deze namen in dezelfde volgorde voorkomen. En dat geldt ook voor de bekende uitspraken van beiden:
[Caesar: Wie aan geen kant staat, is op mijn hand. Bij Jezus: Wie niet tégen ons is, is voor ons.
Caesar: Ik ben niet Koning, ik ben Caesar. Bij Jezus: Wij hebben geen koning, dan de keizer!
Caesar: De beste dood is de plotselinge. Jezus: Wat gij doen wilt (dat wil zeggen Mij ter dood brengen) doe dat met spoed.
Bij Caesar: Ach, heb ik hen dan gered, opdat zij mij te gronde richten? Bij Jezus: Anderen heeft Hij gered, zichzelf kan Hij niet redden.]
Tegenstrijdigheden in het evangelie worden begrijpelijk, wanneer men ze terugvoert op de Caesarbronnen. De Galilese Zee, die uit zoetwater bestaat en daarom geen zee is, heeft toch de juiste naam van zee, omdat hij oorspronkelijk de Gallische Zee is, een deel van de Adriatische Zee.
En dan zijn alle symbolen van het christendom reeds in de cultus van Divus Iulius aanwezig: de titulatuur, (God, Godszoon, de Almachtige, de Barmhartige, de Redder, etc.) de moeder van God, het kruis in al zijn variaties, de gekruisigde, het piëta-gezicht, de doornenkroon, de lange haren, de baard, de lendendoek, de staf, de stralenkrans, de ster van Bethlehem, de opstanding, de hemelvaart, etc.
Wielaert:
Dan komt de vraag Was Jezus Caesar? Dat klingt naar onzin. Zegt u: Niet het geloof aan Jezus staat ter discussie, maar de vraag naar de historische Jezus?
Carotta:
Inderdaad. En men kan zeggen: Jezus heeft niet bestaan, alles komt van Caesar. Of men kan zeggen: Jezus heeft wel bestaan. Bij zijn leven heette hij Caesar.
Wielaert:
En dan kom ik bij de Nederlandse wetenschappers, professor Ouweneel: dat is de kern: het geloof in Jezus en de vraag wie hij was en of hij historisch heeft bestaan, daar probeert dit boek antwoord op te geven.
Ouweneel:
Het geloof in Jezus staat natuurlijk wel terdege ter discussie, want het geloof in Jezus is dat van de Jezus in het Nieuwe Testament, de Joodse rabbi uit Nazareth en dat is totaal iemand anders. Daar zijn ook, maar dat kunnen we nu hier niet bediscussiëren, zeer veel historische bewijzen voor het feit dat Jezus werkelijk de Joodse rabbi uit Nazareth was. Het is onvoorstelbaar om aan te nemen dat tienduizenden joden zelfs al voor de verwoesting van Jeruzalem in het jaar 70 geloofd zouden hebben in iemand en dat kon je toen nog gemakkelijk nachecken die in feite die vermaledijde Romeinse Caesar was. Volstrekt ondenkbaar! Wat ik denk is dat de Joodse rabbi uit Nazareth juist heel erg sterk contrasteert met Julius Caesar en dat vind ik het boeiende van het boek, niet de conclusie, want die identiteit heeft Carotta ook niet aangetoond. Wat hij aantoont zijn de vele overeenkomsten en dat is niet hetzelfde. Maar die overeenkomsten hebben in feite een hele andere betekenis. In feite zijn het twee opponenten in de geestelijke wereld, Caesar is een soort anticiperende interpretatie van Jezus geweest. Zo zie ik de figuur van Caesar en dat is boeiend. Daarom vind ik het boek ook zo bruikbaar.
Wielaert:
Wat is uw interpretatie meneer Kinneging?
Kinneging:
Ik sta dichter bij Carotta. In tegenstelling tot wat Ouweneel meent, denk ik dat uit twee honderd jaar Leben Jesus Forschung die we achter de rug hebben, per saldo toch grote twijfel is ontstaan over de vraag of Jezus Gods zoon was dan wel mens, maar ook als bijproduct van die Leben Jesus Forschung de vraag rijst of Jezus ueberhaupt een historische figuur was en hij wel echt heeft bestaan. Er is toch een enorm tekort, een ontbreken aan historische bronnen, in ieder geval aan contemporaine historische bronnen. Het begint pas later eigenlijk en dat geldt a fortiori ook voor de bronnen die niet onmiddelijk met het christendom verwant zijn, zeg maar de gewone klassieke bronnen, de klassieke auteurs.
Wielaert:
Er is weer vervolgonderzoek nodig, de komende 2000 jaar?
Kinneging:
Tot zover strekt mijn horizon niet. Laten we eerst maar de volgende 200 jaar verder kijken. Ik denk dat dit boek een nieuwe opening is van de Leben Jesu Forschung, een heel belangrijke.
Wielaert:
Wat denkt u meneer Ouweneel, meer onderzoek?
Ouweneel:
De Leben Jesu Forschung ging niet over de vraag of er wel een rabbi Jezus uit Nazareth was, maar veeleer over hoe zijn leven verlopen is. Onderzoek is altijd goed, de wetenschap gaat voor. Maar die centrale vragen waar we het bij dit boek over hebben, die stonden bij de Jesu Leben Forschung ook niet zozeer ter discussie.
Kinneging:
De consequentie van die Forschung was dat de figuur van Jezus steeds schimmiger werd omdat men steeds meer tegenstellingen, contradicties aantrof.
Ouweneel:
Maar in de theologie komen we daar juist sterk van terug. De Leben Jesu Forschung zoals we die kennen van Strauss uit de 19e eeuw, die is in feite in veel opzichten gedateerd en is geen voortgaande lijn. Men komt daar sterk van terug. Ik denk dat er bij heel veel theologen en historici over de historische Jezus, en dan bedoel ik de rabbi Jezus en niet Caesar, eigenlijk geen discussie is. Ik denk dat door het boek die discussie gesuggereerd wordt, maar onder theologen en historici juist helemaal niet bestaat.
Wielaert:
In ieder geval mooie stof voor de kerst. Dank allemaal voor de komst naar de studio.
Aus Zeitgründen sind folgende Fragen und antworten an den Autor ausgeblieben:
Wielaert:
Wat is er in de loop van het onderzoek voor u veranderd?
Carotta:
In het begin heb gekeken, of er niet iets van Caesar in het evangelie te vinden was. Aan het eind heb ik moeten vaststellen, dat er niets in het evangelie is, dat niet van Caesar komt.
Wielaert:
Realiseerde u zich dat u het beeld dat velen van Jezus hebben, zou vernietigen?
Carotta:
Nee, helemaal niet. Sinds mijn kindertijd hoor ik nog steeds deze woorden van Jezus: "Ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar het zwaard" Ook heb ik Jezus nooit anders afgebeeld gezien dan als een Grieks-Romeinse godmens. Voor mij is hoofdzakelijk het beeld van Caesar veranderd. Dat heb ik grondig moeten herzien.
Wielaert:
Het eerste wat men denkt als men de vraag "Was Jezus Caesar?" hoort, is klinkklare onzin of interessant.
Carotta:
Ja, zeer begrijpelijk, maar ook dat de aarde om zijn eigen as draait is onzin: niet toevallig spreken wij nog steeds van "zonsondergang" ondanks Copernicus en Galilei.
Wielaert:
Men zou graag geloven aan Jezus, hetzij historisch hetzij verzonnen. Er is een behoefte om in iemand te geloven.
Carotta:
Wat wij met geloven vertalen, heet in het Latijn fides en dat betekent allereerst trouw. De mensen willen trouw blijven. De religieuze mens wil trouw blijven. Ons onderzoek geeft hun in ieder geval de echtheidsgetrouwe Jezus terug.
Wielaert:
Andere visie op het christendom?
Carotta:
Ja, het christendom is van Romeinse oorsprong, ontstaan als de cultus van Divus Iulius in Rome in vierenveertig voor Christus. Een eeuw later is deze cultus, na de joodse oorlog, onder de Flaviërs gemuteerd tot het christendom.
Wielaert:
Enige voorbeelden van parallellen?
Carotta:
Ik heb er al een paar genoemd. Maar het zijn er veel te veel om allemaal op te noemen. Hier nog enkele:
senaat heeft zijn parallel in satan
dictator in rabbi (dictator in de betekenis van schoolmeester)
Asinius Pollio in het ezelsveulen
etc.]
Wielaert:
Bestaan er ook overeenkomsten bij andere personages?
Carotta:
Ja, in diverse opzichten. Maar alleen bij Caesar zelf komt alles overeen en is alles in dezelfde volgorde.
Wielaert:
Hoe was het leven destijds? Hoe was de hiërarchische klassenstructuur? Was er behoefte om in iemand te geloven, het verlangen naar de verlosser?
Carotta:
De Romeinen waren de heersers van de wereld geworden, maar de kleine man had niets, omdat de aristocraten het beste akkerland namen. De oplossing was eenvoudig: een herverdeling van het akkerland, ook onder de vreemdelingen die in de Romeinse legioenen dienden. Dat hadden de Gracchen en Marius tevergeefs geprobeerd. Maar Caesar kreeg het voor elkaar. Daarom werd hij vermoord, maar zijn verworvenheden konden niet worden teruggedraaid. Hij werd de verlosser en de stichter van een nieuw Rome.
Wielaert:
Hoe was het vroege christendom aanvankelijk met deze Romeinse wereld verbonden? Tegenstelling Romeinen/joden?
Carotta:
Men weet dat het christendom zich aanvankelijk ontwikkelde in de door Caesar en zijn opvolgers gestichte kolonies. Daar werd later ook Paulus gastvrij opgenomen. En het christendom is de religie van de boeren gebleven. Daar waar de boeren uitsterven, verdwijnt ook het christendom. De tegenstelling tussen Romeinen en joden berust op een vergelijking tussen appels en peren. Iedereen kon het Romeinse burgerrecht krijgen en zo Romein worden Paulus was jood én Romein. De Romein wordt gekenmerkt door het burgerrecht, niet door etniciteit of religie.
Wielaert:
Universaliteit van de cultus van Divus Iulius
Carotta:
Divus Iulius, de god waartoe Caesar postuum verheven werd, werd de god van het Rijk. Hij werd in iedere stad, in en buiten het Rijk, door elk priestercollege vereerd. Een monotheïstische cultus. Daarnaast was er de cultus van zijn oermoeder Venus, Venus Genetrix. Divus Iulius is als Iesus aan ons doorgegeven. Venus Genetrix als Maria, de moeder van God. Het christendom is de historisch overgeleverde en in de geschiedenis gemuteerde cultus van Divus Iulius.
Lengte: 16 minuten
Audio: .mp3
Prof. Dr. Andreas Kinneging is hoogleraar rechtsfilosofie aan de Rijksuniversiteit Leiden. Kinneging promoveerde in 1994 op het proefschrift getiteld: Aristocracy, Antiquity, and History'. In 1997 verscheen een handelseditie van dit proefschrift bij Transaction Publishers, New Brunswick NJ
NOTA BENE: Zur Diskussion mit Willem J. Ouweneel über Caesar als Antizipation Jesu cf. Ellips. Ein sicher existierter Koloss der Geschichte, Weltherrscher und - gott, hat für unseren Theologen eigentlich keine eigentliche Existenz , sondern ist die bloße Anticipation, von einem Nobody, von dem wir nicht einmal sagen können, ob er überhaupt existierte. Das ist theologischer Größenwahn in Reinkultur. Dazu fällt mir nur das Wort von Clémenceau ein der Krieg ist eine viel zu ernste Angelegenheit, um ihn dem Militär zu überlassen , das übertragen lauten würde: Die Religion ist eine viel zu ernste Angelegenheit, um sie den Theologen zu überlässen.
Seine Behauptung der römische Caesar sei bei den Juden vermaledeit gewesen ist bar jeder Realität und Vernunft. Sie verrät bei diesem Theologen nicht nur seinen eigenen irrationalen Haß gegen Rom und Caesar , den er den Juden zuschiebt, sondern vor allem, daß er die Geschichte Roms allgemein und jene Caesars insbesondere nicht kennt, ja nicht einmal jene der Juden, die er vorschiebt und hinter denen er sich zu verstecken versucht. Es ist nämlich aus unzweifelhaften klassischen Quellen bekannt, insbesondere aus dem Corpus Caesarianum und Sueton, daß Juden unter dem Kommando des Antipatros, im alexandrinischen Krieg Caesar unterstützt haben, und daß unter den Ausländern, die in Rom um Caesars Ermordung trauerten, Juden waren, und daß gerade sie sich am längsten an Cesars Verbrennungstätte aufhielten. Das Gegenteil also von einer Vermaledeiung. Unser Herr Theologe mag Caesar mit Pompeius verwechseln, der den Jerusalemer Tempel gestürmt hatte, und der sich dadurch bei vielen Juden verhaßt gemacht hatte was andere Juden freilich nicht daran hinderte, ihn im Bürgerkrieg trotzdem zu unterstützen.
Seine andere Behauptung der Jesus des neuen Testaments sei der jüdische Rabbi aus Nazareth ist auch eine von den Theologen grundlos aufgestellte heilige Kuh. Dem steht entgegen, nicht nur, daß von diesem jüdischen Rabbi jegliche historische Spur fehlt, sondern vor allem, daß ausgerechnet die Juden einen angeblich aus ihrem Volk kommenden Messias nicht nur nicht erkannten, sondern überhaupt nicht kannten noch kennen, und daß in der gesamten christlichen Ikonographie Jesus NIE als Jude abgebildet wurde, sondern immer als späthellenistischer Gottmensch. Und diesem Bild ist das christliche Volk bis heute treu geblieben.
Die Perle ist natürlich die dritte Behauptung, daß es der Leben-Jesu-Forschung nicht um den historischen Jesus gegangen sei. Es ging nie um etwas anderes wie der Name selbst verrät. Daß die Theologen heute davon zurückschrecken, hat damit zu tun, daß, hält man an den jüdischen Rabbi fest, dieser historisch inexistent wird, und mit ihm der ganze Jesus Christus. Nun, vielen ist es egal, und unser Theologe zält zu diesen anscheinend. Sie nehmen in Kauf, daß Jesus nie existiert habe, hauptsächlich er war ein Jude. Er hat nie existiert, aber er war sicherlich ein Jude das ist das Credo der sogenanten wissenschaftlichen Theologie. Daß dies das Ende der Logik bedeutet, dämmerte es ihnen nicht einmal. Um die Logik haben sie sich nie gekümmert. Sie kommt ja von der vermaledeiten griechisch-römischen Antike, der heidnischen: Pfui Teufel!
[Im übrigen, nebenbei gesagt: Die Herren Theologen, die sollten ab sofort besser aufpassen,was sie über und vor allem gegen Caesar sagen. Denn, ist Divus Julius mit Jesus identisch, vermaledeien sie dabei ihren eigenen Gott. Es ist glatte Blasphemie, was sie da von sich geben. Und da sie an ein Leben nach dem Tod glauben (dem sie bereit sind, sogar das Leben vor dem Tod zu opfern, vor allem dann, wenn es das Leben der anderen ist und nicht ihres), werden sie nach ihrem Glauben am Tage des Gerichts vor dem Richterstuhl des Höchsten stehen, auf dem ausgerechnet Jener sitzen wird, den sie geleugnet, ja vermaledeit haben: wie peinlich! Da werden sie gerade auf jene Clementia Caesaris angewiesen sein, die sie Ihm abgesprochen haben: Pech, nicht? Denn, da alle Sünden vergeben werden, außer jene gegen den Heiligen Geist, d.h. jene gegen die Clementia, die sie verspotten, kömmen sie in die Hölle: in ihre eigene Hölle, die sie wähnten, für die anderen bereitet zu haben. Dann wird sich bewahrheiten, was man schon lange sagt, nämlich daß der Fußboden der Hölle bepflastert sei mit den Tonsuren der Geistlichen.]
[ Op het Forum kunt u uw mening daarover geven, ook in het Nederlands: ]
[ forum ]
[ meer weten ]