Groene – Sylvain Ephimenco

Al een week correspondeer ik via e-mails met Francesco Carotta de schrijver van het boek War Jezus Caesar dat hij in 1999 in Duitsland publiceerde. Het is een intrigerende correspondentie en ik moet toegeven dat ik er steeds meer gefascineerd door raak. Niet dat ik de theorieën van Carotta onderschrijf of volstrek overtuigd ben van zijn gelijk. Daarvoor zou ik eerst zijn boek van 512 bladzijden moeten lezen, maar mijn Duits is verre van perfect, om niet te zeggen ontoereikend. Voorlopig doe ik het dus met de vertaalde passages en samenvattingen die Francesco Carotta me heeft toegestuurd en natuurlijk door zijn website te bezoeken (www.carotta.de).

Wat me allereerst fascineert, is dat Carotta het geluk heeft gehad te zijn geboren in deze geseculariseerde fase waarin het christendom zich bevindt. Anders was hij logischerwijs allang op de hete brandstapels van de christelijke onverdraagzaamheid beland. Ook stel ik me de vraag hoe moslims zouden reageren wanneer een Carotta in hun midden zou opstaan. De schrijver beweert en tracht in zijn boek te bewijzen dat de evangeliën niet méér zijn dan een sensationele mystificatie. Jezus Christus heeft volgens hem nooit bestaan. Er zijn natuurlijk meer wetenschappers die in de loop der eeuwen aan het bestaan van de Messias hebben getwijfeld, maar wat het werk van Francesco Carotta bijzonder maakt is dat hij van een soort osmose uitgaat tussen Julius Caesar en Jezus Christus. De twee J.C.’s. Niet alleen krankzinnig maar vooral gedurfd. De auteur komt in zijn studie met tal van details en analogieën om zijn beweringen kracht bij te zetten. Je hoeft er niet helemaal van te gaan sidderen, sommige punten lijken me vergezocht, maar verwarrend is het wel. Boeiend ook.

De evangeliën zouden het product zijn van de verlangens van de onderdrukte klassen binnen het Romeinse Rijk. Een verbastering in de loop der eeuwen van het relaas van het leven van Caesar en vooral van zijn cultus Divus Julius. Verbastering door almaar nieuwe veranderingen, aanpassingen, verfraaiingen en aangedikte versieringen die de orale traditie van nemen en weer doorgeven, gedurende vele generaties, tot resultaat heeft gehad. Toen de teksten eindelijk werden opgeschreven, hadden ze niets meer met hun oorsprong te maken. Natuurlijk geeft Carotta talloze voorbeelden om zijn theorie sluitend te doen lijken. Sommige punten lijken meer dan aannemelijk, maar er zijn er te veel om ze hier op te noemen. Maar als ik alleen het einde van beide verhalen neem…

Julius en Jezus worden beiden vermoord nadat ze zijn verraden (door Brutus en Judas) omdat ze beiden ervan werden verdacht koning te willen worden. Op beide hoofden een krans of kroon (lauweren en doornen). Er is ook in beide gevallen iemand die zijn handen in onschuld wast (Lepidus en Pilatus) en ook eindigt Jezus als enige aan het kruis, hij draagt net als Caesar een wond op zijn zij. Ik besef dat het summier opsommen van dergelijke details de theorie alleen maar kan ontkrachten. Er is meer natuurlijk.

Het boek van Carotta (maar vierduizend exemplaren in Duitsland verkocht en nog steeds geen vertaling) heeft natuurlijk mogen rekenen op een stevige oppositie van de kerk, die doodzwijgen effectiever vindt dan debatteren. Maar, schrijft Carotta me met een flinke dosis humor, hoeveel honderden jaren heeft Galilei niet op erkenning moeten wachten?

Ik weet natuurlijk niet of er een kern van waarheid schuilt achter het verhaal van de Jezus Caesar van Francesco Carotta. Maar speculeren en dagdromen op dit punt opent een scala aan grappige situaties. Mocht het ooit worden bewezen dat het christendom op een rukwind berust, hoe dan verder met deze tweeduizend jaar oude beschaving? Allemaal moslim worden? Of boeddhist. Zou er dan sprake zijn van een immense ontreddering? Het einde van een tijdperk?

En vooral: wat doen we dan met Andries Knevel?

__________

Hier auf Deutsch:

Bereits eine Woche korrespondiere ich per e-mail mit Francesco Carotta, dem Verfasser des Buches „War Jesus Caesar?“, welches er 1999 in Deutschland veröffentlichte. Es ist eine interessante Korrespondenz und ich muss zugeben, dass ich, aufgrund dessen, da es so treffend ist, stets faszinierter bin. Nicht dass ich die Theorien von Carotta unterschreiben würde oder vollkommen überzeugt wäre von seiner Ansicht. Zuvor muss ich erst sein Buch von 512 Seiten lesen, aber mein Deutsch ist weit davon entfernt, perfekt zu sein, um nicht zu sagen unzureichend. Vorläufig beschränke ich mich daher auf die übersetzten Passagen in den Zusammenfassungen, die mir Francesco Carotta zugesandt hat und natürlich auf den Besuch seiner Website (www.carotta.de).
Was mich zu allererst fasziniert, ist, dass Carotta Glück gehabt hat, in dieser säkularisierten Phase, in der sich die Christenheit befindet, geboren worden zu sein. Andernfalls wäre er logischerweise längst auf den heissen Scheiterhaufen der christlichen Unduldsamkeit gelandet. Auch stelle ich mir die Frage, wie wohl Moslems reagieren, wenn ein Carotta in ihrer Mitte auftreten würde. Der Verfasser versucht in seinem Buch die Behauptung zu beweisen, dass die Evangelien nichts weiter sind als eine sensationelle Mystifikation. Jesus Christus hat es seiner Ansicht nach niemals gegeben. Es gibt natürlich mehr Wissenschaftler, die im Verlauf der Jahrhunderte an der Existenz des Messias gezweifelt haben, aber was das Werk von Francesco Carotta so besonders macht, ist, dass er von einer Art Osmose zwischen Julius Caesar und Jesus Christus ausgeht. Die zwei J.C. Nicht nur verrückt, sondern vor allem gewagt. Der Autor kommt in seiner Studie mit zahlreichen Details und Analogien auf, um seine Behauptungen zu bekräftigen. Man muss jetzt überhaupt nicht anfangen zu zittern, manche Punkte scheinen mir weit hergeholt, aber verwirrend ist es doch. Fesselnd auch.
Die Evangelien sollen das Produkt des Verlangens der unterdrückten Klassen innerhalb des Römischen Reiches sein. Eine Uminterpretation im Lauf der Jahrhunderte des Berichtes vom Leben Caesars und vor allem von seinem Kult des Divus Iulius. Uminterpretation durch ständig neue Veränderungen, Anpassungen, Verschönerungen und zugefügte Ausschmückungen, die die orale Tradition hinnehmen musste und weitergab über viele Generationen, bis man das Ergebnis hatte. Als die Texte endlich aufgeschrieben wurden, hatten sie nichts mehr mit ihrem Ursprung zu tun. Natürlich gibt Carotta zahllose Beispiele, um seine Theorie schlüssig aussehen zu lassen. Manche Punkte scheinen mehr als glaubwürdig, aber es sind zu viele, um sie hier zu benennen. Wenn ich nur allein das Ende beider Geschichten nehme.....
Julius und Jesus werden beide ermordet, nachdem sie verraten worden sind (durch Brutus und Judas), weil beide in den Verdacht gekommen sind, König werden zu wollen. Auf beiden Häuptern eine Krone (Lorbeer und Dornen). Es gibt auch in beiden Fällen jemand, der sich die Hände in Unschuld wäscht (Lepidus und Pilatus) und auch wenn Jesus als einziger am Kreuz endet, trägt er jetzt wie Caesar eine Wunde an seiner Seite. Ich erkenne, dass das summarische Aufzählen von dergleichen Details die Theorie nur entkräftigen kann. Das ist eher natürlich.
Das Buch von Carotta (schon viertausend Exemplare in Deutschland verkauft und noch keine Übersetzung) musste natürlich mit einer kräftigen Opposition von seiten der Kirche rechnen, die allerdings das Totschweigen effektiver findet als das Debattieren. Aber, wie Carotta mit einer gehörigen Dosis Humor schreibt, wieviel Hunderte Jahre musste Galilei nicht auf seine Anerkennung warten?
Ich weiss natürlich nicht, ob ein Kern Wahrheit hinter der Geschichte des Jesus Caesar von Francesco Carotta steckt. Aber das Spekulieren und Tagträumen über diesen Punkt eröffnet eine Skala von drolligen Situationen. Könnte es jemals bewiesen werden, dass die Christenheit auf einem Windstoss beruht, wie dann weiter mit dieser zweitausend Jahre alten Kultur? Alle Moslem werden? Oder Buddhist? Sollte dann die Rede von einer immensen Erschütterung sein? Das Ende einer Epoche?
Und vor allem: Was tun wir dann mit Andries Knevel?(*)
__________
(*) Andries Knevel ist vor allem bekannt durch seine Talkshow 'Het Elfde Uur'. Ausserdem ist er Direktor des „Evangelische Omroep“ (EO) „Evangelischer Rundfunk“. Seine öffentlichen Ausserungen wie z.B. diese:
„Ik vind dat smalende godslastering verboden zou moeten worden. Dat vind ik het allerbelangrijkste.“ (Ich finde, dass Gotteslästerung – im Fernsehen - verboten werden sollte. Das ist das Wichtigste.)
– stossen nicht unbedingt überall auf Wohlwollen.
(Anmerkung des Übersetzers)